Er wordt veel gesproken over het importeren van goederen op Bonaire. Aangezien er weinig wordt verbouwd op het eiland, moet bijna alles via lucht- en vaarwegen worden aangevoerd. Dit is een enorme logistieke operatie die veel ondernemers raakt, maar die tevens een bron van inkomsten betekent. De roep om goedkopere en snellere oplossingen is er altijd. Net als de opmerking dat we minder moeten importeren en meer zelf moeten produceren. Een bewering die snel en gemakkelijk is gemaakt, maar de uitvoering daarvan is minder eenvoudig dan het lijkt. Importvervangende maatregelen
De afgelopen jaren worden er in toenemende mate groente, fruit en eieren van eigen bodem in de supermarkten aangeboden. Bij elk bezoek aan de supermarkt ga ik op zoek naar deze producten. Niet alleen omdat ik de lokale ondernemer wil steunen, maar ook omdat ik van mening ben dat de eigen lokale producten lekkerder, verser en gezonder zijn dan de geïmporteerde. Dit laatste is overigens geen bewezen feit, het is een mening die doordrenkt is van vooringenomenheid. Wat wel een feit is, is dat toeristen, wereldwijd, dit aspect zeer belangrijk vinden. Ze zijn vrijwel altijd op zoek naar authentieke zaken en daar behoort ook ons voedsel toe. Op die manier creëren ze een band met het eiland en hebben ze het idee dat ze ‘iets terug doen’. Iets lokaals is immers per definitie iets specialer dan een zak sla die je in je eigen land ook kan kopen. Kortom producten van eigen bodem zijn dus goed en leveren een positieve bijdrage aan het eiland. In sommige gevallen is het echter niet altijd handig om te verlangen naar lokaal geproduceerde artikelen. We zijn immers een eiland met een gering aantal inwoners dus de lokale afzetmarkt is en blijft klein. Als je de totale productie en de kosten van ‘eigen’ fabricage afzet tegen de importkosten van een soortgelijk product kan het in veel gevallen betekenen dat importeren uiteindelijk voordeliger is. Een klant zal dan kiezen voor het goedkopere geïmporteerde artikel in plaats van het ‘eigen’ product. Het is dus belangrijk om een afweging te maken tussen importeren en zelf produceren.
De macht van de grote getallen
Naast de kosten voor de productie heb je bij import ook te maken met de logistiek. Een groot gedeelte van onze vracht komt binnen via het vliegveld. Dat betekent dat een zakje sla of een stukje vis een behoorlijke afstand heeft afgelegd alvorens deze in het schap van de supermarkt terecht komt. Daarbij worden vaak niet de meest logische routes afgelegd. Zo zijn er bijvoorbeeld producten voor de Bonairiaanse markt die in Canada worden gemaakt, maar die via Amsterdam worden vervoerd. De reden daarvoor is dat men de producten van de plaats van herkomst tot aan de winkel wil vervoeren met één vliegtuigmaatschappij, KLM in dit geval. Anders moet men gebruik maken van meerdere vliegtuigmaatschappijen die over kleinere afstanden vliegen en meer tussenstops maken. Dat laatste is logistiek veel ingewikkelder en de kans op schade tijdens het transport door het in- en uitladen tussen de maatschappijen wordt veel groter.
Het is in dit geval dus rendabeler om twee keer de oceaan over te steken en een slordige 18.000 km extra af te leggen dan om de goederen direct naar het eiland te vervoeren.Hetzelfde geldt voor transport per schip. Recent bleek namelijk dat het vervoeren van een container van Suriname naar Curaçao en dus ook Bonaire via Rotterdam gaat. Ook hier zal het kostenaspect een doorslaggevende rol spelen. De vraag is wel waarom de kortere route dan zoveel duurder is. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat Bonaire met uitzondering van een vergoeding voor de producten ‘niets’ terug te geven heeft aan Suriname. Bonaire exporteert niets dat voor de Surinaamse markt interessant is. Wat een verdubbeling van transportkosten tot gevolg heeft omdat containers leeg teruggaan. Vergelijk je dat met de met containers volgeladen megaschepen is ook hier een langere route in de praktijk voordeliger.
Wat Bonaire kan exporteren
Bonaire heeft dus net als Curaçao en Aruba feitelijk een exportprobleem. Het eiland heeft immers geen zaken te bieden die voor de markt in de regio van belang kan zijn en in een container passen. Dus betalen we voor zowel de heen als de terugtocht van containers en dat zijn dubbele lasten. Maar kan het eiland dan geen producten maken die wel te verschepen zijn? Er is in ieder geval één product dat te verschepen valt en dat we bovendien liever kwijt dan rijk zijn; ons afval! Als klein eiland produceren we meer dan genoeg afval en de tijd dat we de waarde van afval niet goed konden inschatten is al lang voorbij. Voor veel bedrijven is afval immers een bron van inkomsten en zij zijn dan ook bereid om flink te betalen. Het geldt alleen niet voor al het afval op Bonaire. Bedrijven zijn immers voornamelijk geïnteresseerd in materiaal dat kan worden gerecycled. Vandaar dat we op het eiland al enige jaren bezig zijn met de recycling van bepaalde producten. Het is niet alleen goed voor het milieu, het levert ook geld op. Toch geldt ook hier dat de kleinschaligheid het moeilijk maakt. Er wonen te weinig mensen op Bonaire om voldoende massa te creëren en dus om de businesscase rendabel te maken. Misschien zouden we ook daarom wederom aan samenwerking moeten denken en samen met Aruba en Curaçao een plan moeten maken om een totaal afvalpakket aan te bieden in ruil voor goederen. Dan kun je mogelijk wel een directe verbinding tot stand brengen en de prijs drukken. Bovendien raak je als bonus ook een groot gedeelte van je afvalberg kwijt. Daar wint dus iedereen bij. Tenminste als men erin slaagt samen te werken.
Import van kennis en kunde
Naast de meer traditionele in- en uitvoer van goederen kan import en export zeker ook betrekking hebben op kennis en kunde. Een economie in beweging heeft daar immers veel behoefte aan. Op een klein eiland als Bonaire kun je niet verwachten dat alle kennis lokaal aanwezig is. Hetgeen de reden is voor het komen en gaan van redelijk veel ‘experts’. Als de kennis die deze experts meebrengen dan vervolgens lokaal wordt overgedragen, ben je aan het bouwen aan een duurzame kenniseconomie wat op de lange termijn een verhoging van de kwaliteit inhoudt en een verlaging van de kosten. Kijkend naar Bonaire kunnen we globaal drie sectoren onderscheiden: toerisme, landbouw/veeteelt en de diensten/kennissector. Naar mijn mening is het vooral voor deze laatste sector van belang om kennis en kunde te verkrijgen op het eiland. Experts die diensten verkopen aan anderen om er zelf beter van te worden, maar ook om de andere partij te helpen zich te verbeteren. Deskundigen die andere ideeën, inzichten en gebruiken uit andere culturen en landen meebrengen en er een Bonairiaans sausje over heen doen. Deze extra inzichten kunnen leiden tot nieuwe inzichten bij de bestaande ondernemers wat op zijn beurt een opwaartse spiraal teweeg kan brengen met succes en vooruitgang als gevolg.
Het vertrek van een expert kan echter tevens zorgen voor een hiaat op het gebied van de beschikbare en benodigde kennis. Door de kennis lokaal te borgen voorkom je hiaten en/of zelfs achteruitgang en creëer je continuïteit voor je economie. In de praktijk gebeurt dit echter niet altijd dus dat blijft een aandachtspunt.
Een van de oplossingen hiervoor zou het opleiden van eilandskinderen kunnen zijn door hen de kans te geven de gewenste kennis op te doen. Zij hebben immers een natuurlijke band met het eiland die vaak veel verder gaat dan die van buitenlandse ondernemers die komen en gaan.
Keuzes voor morgen
De keuzes die we vandaag maken bepalen de dag van morgen. Het is dus zaak dat we nu al een keuze maken in welke sectoren we willen dat onze kinderen gaan werken opdat ze later een zo groot mogelijke kans hebben op de arbeidsmarkt. Bij een dergelijke keuze moet naar mijn mening dan eerst gekeken worden naar de toepasbaarheid van de betreffende sector op het eiland. Een globale indeling laat al snel zien dat alles wat met grote industrie inclusief de hierbij behorende vervuiling te maken heeft niet in dit plaatje past. En dan gaat het voor Bonaire al gauw over schone (kennis)industrie al dan niet gecombineerd met natuur die wel op het eiland past. Deze indeling kun je weer verfijnen want binnen een schone (kennis)industrie zijn er legio mogelijkheden. Te denken valt bijvoorbeeld aan administratieve, juridische, technische en/of wetenschappelijke krachten.
Ga je nog een stap verder dan kun je gaan denken aan zaken op basis waarvan het eiland zich wil profileren. Waar zijn ‘we’ goed in, wat onderscheidt ‘ons’ van de rest? Als je op die manier kijkt, kom je naar mijn mening terecht in de sector natuurbehoud, natuuronderzoek en toerisme. Bonaire kan ook nieuwe wegen inslaan en nieuwe markten creëren, waar nog terrein te veroveren valt. Zo is er ongelofelijk veel mogelijk in de ICT-sector.
Dat is schone industrie die doorgaans digitaal kan worden aan- en afgeleverd en waarbij de plaats van vestiging niet van doorslaggevend belang is. De kleinschaligheid van Bonaire doet er bij die sector minder toe. Je kunt immers vanuit je eigen huiskamer wereldwijd zaken doen, indien je de beschikking hebt over een aantal basiszaken als een goede internetverbinding. Voor het eiland betekent dit werkgelegenheid, inkomsten en dus economische groei. Het mooie is dat deze markt onverzadigbaar lijkt, want door de snelheid van alle veranderingen en het grote gemak waarmee informatie algemeen beschikbaar en toegankelijk is, kunnen er in korte tijd flink wat meters gemaakt worden.
Randvoorwaarden
Om een goede toekomst voor onze kinderen op Bonaire te garanderen, hoeven we niet te wachten tot ze zijn afgestudeerd. We kunnen nu al investeren in de randvoorwaarden opdat we straks zoveel mogelijk kunnen klaar staan voor de generatie van morgen. De kloof tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ generatie is enorm. Door onder andere het internet kijkt de hedendaagse jeugd heel anders tegen de wereld aan dan vorige generaties. Een gezonde zaak als de jeugd ook zeggenschap krijgt in de manier waarop de randvoorwaarden worden gecreëerd voor de wereld van morgen. We zien immers vaak beleidsbepalers met ouderwetse denkbeelden.
Zij zijn niet in staat om de brug te slaan tussen nu en morgen. Vooral op het gebied van scholing kan dit een bedreiging vormen.
De kinderen van nu voelen zich niet gehoord of begrepen en kunnen hun (creatieve) ei niet kwijt in de aangeboden opleidingen. Ze haken af omdat ze zich niet begrepen voelen. Dat gevaar is te voorkomen door heel goed te kijken naar de mogelijkheden en de kansen die de nieuwe (internet)wereld ons biedt. Want op dit vlak doet het er niet toe of we groot of klein zijn.
Als eiland kunnen we juist op dit gebied vooruitstrevend zijn of worden als we maar zorgen dat de fundamenten stevig verankerd zijn.
Concreet betekent het dat we veel zullen moeten investeren in opleidingen en mogelijkheden voor de jeugd. Daarnaast moeten we randvoorwaarden als goed, snel en deugdelijk internet scheppen.
Minister Kamp gaf onlangs aan dat snel en betrouwbaar internet tegenwoordig een eerste basisbehoefte is die voor heel Nederland beschikbaar moet worden gesteld. Dat betekent dat Bonaire hier ook van kan profiteren.