Met de invoering van het fiscale stelsel voor Caribisch Nederland beoogde men minder administratieve lasten en lagere uitvoeringskosten. Het stelsel zou ook de ontwikkeling van de lokale economie stimuleren. De loonbelasting en premieheffingen van werknemers werden (en worden) in de praktijk immers als zware kostenpost beschouwd. Bij velen, zowel werkgevers als werknemers, bestaat echter het gevoel dat de belastingdruk op arbeid in Caribisch Nederland zwaarder is dan die op autonome eilanden als Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
In dit artikel maken wij een objectieve vergelijking met Curaçao, het buureiland van Bonaire. Wat zal blijken is dat de gecombineerde belasting- en premiedruk op arbeid tot USD 4.650 in alle vier doorgerekende inkomensklassen op Bonaire lager is dan op Curaçao. Bovendien is de loonadministratie, ondanks het feit dat de geïntegreerde heffing van loonbelasting en werknemerspremies op Bonaire ingewikkeld is gebleven, over het geheel genomen toch eenvoudiger dan op Curaçao. Daar gelden namelijk maar liefst zes verschillende heffingen waarbij iedere heffing bovendien zijn eigen definitie en berekenwijze heeft.
Progressieve structuur versus vlaktaks
De loonbelasting van Caribisch Nederland is grotendeels gebaseerd op de Nederlands-Antilliaanse loonbelasting. Deze belasting is ook op Curaçao voortgezet na de staatkundige herziening van 10 oktober 2010. Het meest opvallende verschil betreft de tariefstructuur en premieheffing. Daar waar op Curaçao een sterk progressieve tariefstructuur in de loonbelasting wordt gehanteerd met tarieven van 9,75% tot 46,5%, geldt in Caribisch Nederland in feite een vlaktaks met een tarief van 30,4%1.Onder dat tarief vallen in Caribisch Nederland ook de premies voor de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV), de Algemene Weduwen en Wezenverzekering (AWW) en het deel van de zorgverzekeringspremie dat door de werknemer gedragen wordt. Op Curaçao komen deze en andere werknemerspremies bovenop de vigerende loonbelastingtarieven. Daarnaast wordt er op Curaçao ook nog een beperkte nominale zorgverzekeringspremie geheven.
De werknemerspremies variëren er afhankelijk van de inkomensklasse. Voor maandinkomens tot USD 4.650, verreweg de grootste groep werknemers, geldt een premie van 12,3%.
Hogere belastingvrijstelling in Caribisch Nederland
Een ander verschil betreft de basiskorting. Op Curaçao wordt per maand een korting van omgerekend USD 101,26 op het belastingbedrag gegeven, terwijl Caribisch Nederland een belastingvrije som van USD 992,33 per maand kent. Vermenigvuldigd met het tarief van 30,4% is deze belastingvrije som vergelijkbaar met een korting van USD 301,67 per maand.
De belastingvrijstellingen gelden overigens niet voor niet-inwoners met uitzondering van niet-ingezetenen die in een land wonen waar de Belastingregeling voor het Koninkrijk van toepassing is. Sinds 1 maart 2016 geldt dit echter nog alleen voor Aruba.
Lagere werkgeverpremies in Caribisch Nederland
Naast de loonbelasting en werknemerpremies worden op zowel Curaçao als in Caribisch Nederland ook werkgeverspremies geheven. Beide jurisdicties passen geen belastingvrije sommen of basisaftrekken toe op deze premies. Op Curaçao zijn er daarnaast nog per sociale verzekering verschillende premiemaxima vastgesteld. In Caribisch Nederland bestaan er evenwel geen premiemaxima.
De werkgeverspremies uitgaande van de veel voorkomende gevarenklasse III voor de ongevallenverzekering bedragen op Curaçao 22,95% voor maandinkomens tot omgerekend USD 4.650. Daaronder vallen onder meer bakkers, pompstationmedewerkers, schoonmakers, buschauffeurs, medewerkers van hotels en restaurants en zoutmijnwerkers. In Caribisch Nederland moeten werkgevers 18,4% betalen ongeacht inkomens- of gevarenklassen.
Rekenvoorbeelden Caribisch Nederland en Curaçao
In het onderstaande overzicht wordt voor vier verschillende inkomens tot USD 4.650 een vergelijking gemaakt tussen de werknemers- en werkgeverslasten in Caribisch Nederland en Curaçao. Vergeleken met Curaçao kan dan ook rustig worden gesteld dat van de Caribisch-Nederlandse loonheffingen een impuls uitgaat om de economie verder te ontwikkelen. Puur uitgaande van deze fiscale vergelijking is het plaatsen van werknemers in Bonaire
namelijk goedkoper dan op Curaçao. Uiteraard kan dit positieve fiscale effect teniet gedaan worden door niet-fiscale factoren. Een analyse daarvan valt echter buiten dit artikel en is ook lastiger te maken. Volledigheidshalve moet wel worden opgemerkt dat de werkgeverslasten voor de hoogste inkomens in Caribisch Nederland zwaarder uitvallen dan die op Curaçao. Dat vindt zijn oorzaak in het ontbreken van premiemaxima in Caribisch Nederland. Aan de andere kant wordt het verschil in werknemerslasten juist weer groter ten gunste van Caribisch Nederland naarmate het maandinkomen zich in de hogere regionen bevindt.
Gecombineerde heffingssystematiek in Caribisch Nederland
Voor de liefhebbers wordt hierna uitgelegd hoe de geïntegreerde heffing van loonbelasting en werknemerspremies in Caribisch Nederland werkt. Belastingplichtigen die ook premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen dienen in beginsel bovenop het belastingtarief van 30,4% premies te betalen. Deze premies zijn vastgesteld op 25% voor de AOV, 1,3% voor de AWW en 0,5% voor de zorgverzekering. In geval van werknemerspremies geldt, in tegenstelling tot de werkgeverspremies die, zoals aangegeven geen premiemaximum kennen, een maximale premiegrondslag van USD 30.774. Als voor deze premieplichtigen geen tegemoetkoming in de 30,4% loonbelasting zou worden gegeven, zou dit betekenen dat zij over een inkomen tot USD 30.774 zouden worden geconfronteerd met een ongekend hoog gecombineerd tarief. Dat zou dan immers uitkomen op in totaal 57,2%. Een dergelijk hoog tarief heeft de wetgever uit draagkrachtoverwegingen niet wenselijk geacht. Voor loonbelastingplichtigen die tevens premieplichtig zijn, heeft de overheid daarom een heffingskorting in de loonbelasting geïntroduceerd.
Deze vermindering volgens de heffingskorting is gelijk aan de verschuldigde werknemerspremies. Door het geven van een heffingskorting die precies gelijk is aan de verschuldigde premies wordt bereikt dat ook belastingplichtigen die geheel of gedeeltelijk premieplichtig zijn onder het gecombineerde vlakke tarief van 30,4% komen te vallen. Afhankelijk van de vraag of de belastingplichtige verzekerd is voor de volksverzekeringen, zijn in dit percentage dus ook de premies voor de volksverzekeringen opgenomen.
Voor de hoogte van de gecombineerde druk is de premiegrens daarom irrelevant. De systematiek komt erop neer dat in alle gevallen 30,4% wordt geheven over het belastbaar loon. Afhankelijk van de verschuldigde AOV, AWW en zorgverzekeringpremie kan de 30,4 % bestaan uit loonbelasting én werknemerspremies of uitsluitend loonbelasting indien de werknemer geen premie hoeft te betalen.
Uit de bovenstaande beschrijving kan geconcludeerd worden dat ondanks dat de tariefstructuur op papier vlak lijkt te zijn, de systematiek voor de loonbelasting relatief ingewikkeld is en voor verwarring zorgt voor de gemiddelde belastingplichtige. Gelukkig bestaan hier dan ook softwareprogramma’s voor.
1) Er geldt een toptarief van 35,4% voor zover het belastbaar inkomen uitgaat boven USD 275.246. Toepassing van dit tarief komt in de praktijk nauwelijks voor.