Het belastingstelsel dat sinds 1 januari 2011 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba van kracht is, is in internationaal opzicht uitzonderlijk te noemen. Dit is vooral gelegen in het feit dat er onder bepaalde voorwaarden geen vennootschaps- of winstbelasting wordt geheven. Al is dat in de Caribische regio op zichzelf niet zo bijzonder. Wat wel bijzonder is, is dat men dit realiseerde binnen een in de fiscale wereld als serieus bekend staand land als Nederland op een manier die de toets van de toenemende kritiek op fiscale concurrentie kan doorstaan.
Caribisch Nederland heeft daarmee een unieke troef in handen om internationaal georiënteerde bedrijvigheid aan te trekken. Ook al heeft dit nog niet direct geleid tot tastbare resultaten voor de inwoners van Caribisch Nederland. De uitdaging is om de onbekendheid en koudwatervrees bij potentiële bedrijven voor een vestiging in Caribisch Nederland op te heffen. Naar verwachting zal het niet eens nog eens vijf jaar duren voordat de eerste multinational een basis voor hoogwaardige dienstverlening in Bonaire opent. Mits er uiteraard naar aanleiding van de evaluatie door de Commissie-Spies geen nadelige fiscale systeemwijzigingen zullen worden doorgevoerd.
Meeromvattend dan alleen ‘geen vennootschapsbelasting’
Zoals gezegd is het ontbreken van een vennootschapsbelasting op zichzelf niet uniek. Het komt namelijk ook voor in nabijgelegen oorden als de Britse Maagdeneilanden, Anguilla en de Kaaimaneilanden. Deze zogenaamde ‘zero tax’-jurisdicties hebben daardoor een behoorlijke financiële sector kunnen opbouwen. Dergelijke jurisdicties worden echter steeds meer in het nauw gedreven door de geïndustrialiseerde landen, waaronder de lidstaten van de Europese Unie inclusief Nederland.
Men wil voorkomen dat bedrijven (papieren) winst laten ‘vallen’ in belastingparadijzen waar in de praktijk weinig tot geen reële activiteiten worden uitgevoerd. Dat zou volgens de critici namelijk ten koste gaan van de belastingopbrengst in andere landen, waar de toegevoegde waarde daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Dat nota bene Nederland met ingang van 2011 binnen zijn eigen landsgrenzen een ‘zero tax’-belastingregime heeft geïntroduceerd, is op het eerste gezicht dan ook opmerkelijk. Wie zich beter in de materie verdiept, zal echter ontdekken dat de manier waarop en de voorwaarden waaronder de heffing van vennootschapsbelasting achterwege blijft principieel verschillen van de typische ‘zero tax’-landen.
Voldoende reële economische binding
In Caribisch Nederland mag alleen gebruik gemaakt worden van het ontbreken van een vennootschapsbelasting door bedrijven die een voldoende reële economische binding met één of meer van de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben. Hiervoor is een ingenieuze set voorwaarden in de wet opgenomen. Vanwege hun technische aard worden deze voorwaarden hier echter niet verder behandeld. Feit is dat een belastingplichtige alleen op verzoek buiten de reikwijdte van de vennootschapsbelasting kan blijven als hij of zij aan deze voorwaarden voldoet. Als dit niet of onvoldoende het geval is, wordt alsnog vennootschapsbelasting geheven conform de Europees-Nederlandse regelgevend. Door het op die manier in te bedden is zeker gesteld dat bedrijven die niet voldoende werknemers ter plekke of andere relevante binding met Caribisch Nederland hebben, geen gebruik kunnen maken van de afwezigheid van vennootschapsbelasting. Zo wil men voorkomen dat ondernemingen die nauwelijks bijdragen aan de lokale economische ontwikkeling kunnen profiteren van het fiscale stelsel. Het belastingregime van Caribisch Nederland heeft dus een principieel ander en sympathieker karakter dan de typische ‘zero tax’-jurisdictie.
Toegang tot nieuw onderhandelde Nederlandse belastingverdragen
Een concreet voordeel van deze bijzondere vorm van ‘zero tax’ is dat Nederland de eilanden van Caribisch Nederland zonder schaamte mee kan nemen in onderhandelingen met andere landen over belastingverdragen. Deze verdragen zijn overeenkomsten tussen staten waarin afspraken zijn gemaakt over hoe de belastingheffing verloopt in grensoverschrijdende situaties. Voor internationaal opererende bedrijven is dit vaak cruciaal. Zij hebben er immers niet veel aan als bijvoorbeeld een dochteronderneming in Caribisch Nederland geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen, maar het hoofdkantoor in het thuisland wel het vollepond aan heffingen over de winst uit Caribisch Nederland dient te bekostigen.
In belastingverdragen kunnen dit soort zaken beter geregeld worden. Normaal gesproken zijn staten er niet happig op om volwaardige belastingverdragen te sluiten met ‘zero tax’-jurisdicties. Het blijft dan vaak bij een miniverdrag of zelfs helemaal niets. Maar in de sinds 10-10-10 gestarte onderhandelingen voor nieuwe en herziene belastingverdragen wordt Caribisch Nederland standaard meegenomen. Weliswaar op een bijzondere manier vanwege de bijzondere eigenschappen van het fiscale stelsel, maar daarom niet minder aantrekkelijk. Zo kon het dan ook dat het belangrijke belastingverdrag tussen Nederland en China sinds 1 januari 2015 mede van toepassing is op Caribisch Nederland.
Waar wachten we op?
Ondanks deze dit positieve plaatje gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat zich nog maar weinig internationale ondernemingen in Caribisch Nederland hebben gevestigd sinds 1 januari 2011. Dit is echter niet veel meer dan een kwestie van geduld en doorzettingsvermogen. Ze gaan komen.
Op de eerste plaats heeft het uitbreiden van de bestaande Nederlandse belastingverdragen tijd nodig, omdat daarvoor instemming door de verdragspartners is vereist. Dat zijn tijdrovende en kostbare processen, waardoor de Nederlandse overheid in de praktijk wacht met heronderhandelen tot een moment dat er op meerdere fronten aanpassingen gewenst zijn. Desalniettemin beginnen de nieuwe belastingverdragen nu binnen te druppelen en het verdrag met China is niet de minste!
Op de tweede plaats is het niet zo dat bedrijven van de weeromstuit activiteiten over landsgrenzen heen gaan overplaatsen. Het gaat hier vanwege de aard van het fiscale stelsel van Caribisch Nederland met de reële, economische bindingsvereisten namelijk niet over papieren structuren. Het gaat hier om werknemers, mensen met eventueel gezinnen die naar Caribisch Nederland overgeplaatst en/of lokaal geworven moeten worden. Het gaat over medewerkers die eventueel elders afgevloeid moeten worden. Het is daarom logisch dat men eerst de kat uit de boom kijkt. In dat kader is fiscale stabiliteit dan ook belangrijk.
Ten slotte moet het fiscale stelsel aan de man worden gebracht. Om het stelsel meer bekendheid te geven is een internationaal netwerk onmisbaar. Meijburg & Co Caribbean, lid van het KPMG-netwerk, is momenteel het enige gespecialiseerde belastingadvieskantoor met een dagelijkse Caribisch-Nederlandse praktijk en met plaatselijk fiscaal gespecialiseerd personeel in dienst. Alleen vanuit een dagelijkse beoefening van het fiscale vak en ervaring ter plekke kan immers een nieuw belastingsysteem werkelijk worden doorgrond. Met plaatselijk personeel is het mogelijk om vervolgens de vertaalslag te maken naar het internationale speelveld.
Tekst: Jaap Rutger Kos