Onlangs zat Barry, een goede vriend van mij er helemaal doorheen. En dat terwijl hij zijn florerende aannemerspraktijk net vaarwel gezegd had en klaar was om volop van het leven te genieten. Daar was hij echt aan toe. Het harde werken was hem niet in de koude kleren gaan zitten. Hij had het al een tijd over stoppen, omdat hij bang was serieuze fysieke problemen te krijgen. Deze aannemer was een man waar projectontwikkelaars op konden rekenen. ‘Bouw altijd alsof je het voor jezelf doet’, zei hij. ‘Alsof je de fundamenten voor je eigen leven aan het leggen bent’.
Barry was zelf de eerste om dat adagium in de praktijk te brengen. Tot de afgelopen maanden. Een projectontwikkelaar met wie hij al decennialang werkte, had hem overgehaald om toch nog één project aan te pakken. Nota bene op een plek waar hij heimelijk verliefd op was. De opdracht luidde om een modelwoning neer te zetten. Het moest de lokker worden voor verdere plannen.
De kosten speelden geen rol. Een mooie opdracht die
hij niet kon weigeren. Alleen had Barry er echt geen zin meer in. De geest ontbrak. Hij sleepte zich elke dag naar het bouwterrein en zijn grootste vreugde lag bij de dag dat het klaar was. Het resultaat voldeed lang niet aan zijn standaard, maar ach, dat zagen de meeste mensen toch niet. Hij was er van af. Dacht hij…
Tijdens zijn officiële afscheidsreceptie stapte de projectontwikkelaar naar voren en begon over zijn laatste huis. Hij sprak vol bewondering en liet blijken dat hij wist dat het een geliefde plek van Barry was. Ten slotte haalde hij een sleutel tevoorschijn en overhandigde hem aan mijn vriend. Bij wijze van dank, zei hij nog, het huis is voor jou.
Barry verbleekte. Weken later was hij nog van de kaart over het feit dat hij zijn eigen adagium juist nu met voeten getreden had. Uiteindelijk keek hij mij met zijn fel priemende ogen aan.
‘En jij?’, vroeg Barry opeens. ‘Wat voor huis ben jij aan het bouwen voor de rest van je leven?’