Column – Sportieve bouwstenen

In onze genen liggen al onze erfelijke eigenschappen opgeslagen. Het kunnen uiterlijke kenmerken zoals haar- en oogkleur zijn, maar ook zaken als de aanleg voor bepaalde ziekten, gevoeligheid voor allergieën en fysieke vermogens. Nederlanders zijn over het algemeen goede langeafstandsschaatsers (denk aan Sven Kramer) en Jamaicanen goede sprinters (Usain Bolt bijvoorbeeld). Je kan als Nederlander harder gaan trainen voor een sprintwedstrijd, maar die strijd zal je nooit winnen. Aan sportprestaties zit namelijk een erfelijk component verbonden. Of je in de wieg bent gelegd voor topsport hangt dus (deels) af van je ouders en voorouders. Je genen zijn feitelijk je bouwstenen. Deze bouwstenen of sportersgenen coderen op hun beurt eiwitten die biologische processen aansturen. Dat kun je bijvoorbeeld zien aan de snelheid waarmee spieren aanspannen, de maximale hoeveelheid zuurstof in het bloed en het punt waarop we last krijgen van verzuring. Uiteraard spelen omgevingsfactoren eveneens mee.
‘Work hard, play hard’, niet waar? Laatst las ik dat wanneer je geboren bent ook heel bepalend is. De selectie voor een hockeyteam wordt vaak aan het begin van het jaar gedaan. Of je in het eerste kwartaal of veel later in het jaar jarig bent, maakt uit, omdat bij kinderen dan al een groot verschil merkbaar is in groei, motoriek en mentale kracht. En dus vallen zij die in de eerste kalendermaanden geboren zijn meer op en krijgen meer aandacht van de trainer omdat ze groter en vaardiger zijn dan andere teamgenoten. Meer aandacht leidt tot betere prestaties, waardoor ze al snel in de betere teams terecht komen waar potentiële topsporters getraind worden. Niks goede leefstijl en/of veel uren maken,
gewoon een kwestie geluk. Toch ben ik niet helemaal overtuigd. Ik weet immers dat Sven Kramer weliswaar geboren is in april, maar Usain Bolt daarentegen is van de maand augustus. Beide zijn topsporters dus dan moet er minstens een andere factor in het spel zijn. Sportiviteit wellicht, oftewel het gedrag dat van een goede sporter verwacht wordt. Nog even terug naar de genen.
Doordat we steeds meer te weten komen over de menselijke genen, wordt het interessanter om te kijken naar het DNA. Genetische testen kunnen niet alleen voorspellen voor welke ziekten iemand een verhoogd risico loopt, maar óók of iemand beter kan gaan hardlopen, zwemmen of sprinten. En dat is naar mijn mening een beetje teveel. Zouden we dergelijke zaken niet meer moeten laten afhangen van het moment, het toeval en het spel? Want dat is, wat ik onder andere versta onder sportiviteit. Dan kunnen we ons laten verrassen door de bouwstenen en kijken hoever we daarmee komen. Dus laten we ras, genen en geboortemaanden even vergeten. Hoewel, ik ben in februari geboren. Zou ik daar nog eens gebruik van kunnen maken bij die halve marathon?

Leave a comment