bedrijfsfinanciën;
Of een (ei)land welvarend is, hangt af van de algemene economische situatie wereldwijd en de overheidsfinanciën ter plaatse (macro economie). Maar een (ei)land kan niet welvarend zijn zonder succesvolle en financieel gezonde organisaties, bedrijven en individuen (micro economie). Micro-, macro economie en openbare financiën zijn dus sterk van elkaar afhankelijk. Bij het streven naar welvaart, succes en winst dient een organisatie rekening te houden met tien financiële aspecten (bedrijfseconomie).
1. de rol van bedrijfseconomie in een
organisatie
Bedrijfseconomie heeft als doel bij te dragen aan de financiële gezondheid van alle bij de organisatie betrokken partijen.
Hierbij gaat het om vier deelgebieden:
• De bedrijfsadministratie: het registreren van (financiële) gegevens;
• Interne verslaggeving: het informeren en adviseren van het management;
• Externe verslaggeving: het informeren van externe partijen;
• Financiering: het aantrekken en beheren van het vermogen van een organisatie om de gewenste activiteiten financieel te kunnen uitvoeren.
2. de werking van drie financiële overzichten
De balans, de resultatenrekening en een liquiditeitsoverzicht zijn drie nuttige instrumenten om meer grip te krijgen op de financiële positie van een organisatie. De balans is het financiële overzicht dat weergeeft wat een organisatie op een bepaald moment bezit (debetzijde) en op welke wijze deze bezittingen gefinancierd zijn (creditzijde). In de vorige editie van JOB is de balans uitgebreid behandeld.
De resultatenrekening is een overzicht van de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode. Het geeft inzicht in de oorzaken van veranderingen in het eigen vermogen. Het liquiditeitsoverzicht tot slot, biedt inzicht in veranderingen in de liquide middelen van een organisatie. Het is een specificatie van de toename of afname van de financiële middelen gedurende een periode.
3. indeling van kosten en break-even analyse
Bij ieder besluitvormingsproces zijn kosten van belang. Aan de ene kant moeten organisaties kosten maken om producten en diensten aan te kunnen bieden.Aan de andere kant moeten deze kosten niet te hoog oplopen, omdat ze dan het resultaat negatief beïnvloeden. Alle kosten kunnen worden ingedeeld in direct en indirect en vast en variabel.
Een van de inzichten die het onderscheid tussen vaste en variabele kosten oplevert, is dat duidelijk wordt hoeveel producten moeten worden verkocht om break-even te spelen en dus winst noch verlies te boeken. Het nul-resultaat dat aldus wordt bereikt is het zogeheten break-even point.
De totale kosten zijn in dat geval gelijk aan de totale opbrengsten.
4. bepaling van de integrale kostprijs
Het begrip ‘integrale kostprijs’ duidt op de totale kosten van een kostendrager.
De kostendrager is het rekenkundige object waarvan de organisatie de kostprijs wil weten. Dit is meestal het eindproduct (of dienst) dat de organisatie op de markt brengt. Maar het kan ook interessant zijn om de kosten van een afdeling of klant te berekenen. Directe kosten zijn meestal makkelijk te bepalen, maar indirecte kosten zijn een stuk lastiger. Hiervoor zijn verschillende methoden beschikbaar, zoals de kostprijsmethode, de opslagmethode of de Activity Based Costing (ABC).
5. beoordeling van de financiële gezondheid van een organisatie
Binnen de bedrijfseconomie wordt gewerkt met de tweedeling risicokengetallen en rendementskengetallen. Risicokengetallen hebben te maken met de mate waarin een organisatie in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. Daarin bepaalt de liquiditeit in hoeverre men aan zijn kortlopende verplichtingen kan voldoen en geeft de solvabiliteit aan of ook aan de langlopende verplichtingen kan worden voldaan. Zo vormen deze ratio’s dus een belangrijke indicator voor de kans op een faillissement. Rendementskengetallen hebben betrekking op de winstgevendheid van de organisatie.
6. beoordeling van een investeringsvoorstel
Een investering moet extra waarde creëren voor een organisatie. Dat is belangrijk omdat de omvang en samenstelling van het kapitaal de toekomstige financiële positie van een organisatie bepalen. Bij investeringen spelen darom drie bedrijfseconomische principes een grote rol:
1. isoleer de investering van de reguliere bedrijfsvoering van de organisatie;
2. denk in geldstromen en niet in winst;
3. scheid de investeringsbeslissing van de financieringsbeslissing.
7. keuze van een vermogensvorm
Bij het financieren met eigen vermogen gaat het om het intern financieren en het aantrekken van extern vermogen. In dat kader gaat het dan vervolgens om definities van aandelenvermogen, de verschillende waarden en functies van aandelen, venture capital, aandelenemissie, dividend en verschillen tussen reserves en voorzieningen. Financiering met behulp van langlopend vreemd vermogen draait om de drie belangrijkste vormen van leningen, de onderhandse (bank)leningen, hypothecaire en obligatieleningen.
Een organisatie kan haar vermogen ook financieren met kortlopend vreemd vermogen als rekening-courantkrediet en leverancierskrediet. De kosten van deze vormen zijn echter hoog.
8. een organisatie besturen middels een planning
Onder planning wordt het proces verstaan dat loopt van het formuleren van beleidsdoelstellingen, via het voorspellen van de potentiele resultaten van alternatieve manieren om die doelstellingen te bereiken, tot het kiezen van de beste manier om de organisatiedoelen te behalen.
Het is van groot belang dat iedereen die voor de organisatie werkzaam is, weet wat de doelstellingen zijn en daarnaar handelt. Om hiervoor te zorgen hebben het management en/of de directie instrumenten als de organisatiestructuur en budgetten tot hun beschikking.
9. een organisatie besturen middels control
Organisaties maken plannen voor de korte en lange termijn. Maar wie of hoe wordt gecontroleerd of die plannen wel goed worden uitgevoerd? En dient de organisatie misschien niet te worden bijgestuurd?
Voor bijsturing zijn controlemechanismen nodig. Er worden drie typen onderscheiden:
1. Accounting control: het toepassen van bedrijfseconomische instrumenten, als kostprijsberekeningen en budgetten. Deze worden tevens gebruikt voor de planning;
2. Behavior control: standaardprocedures en uitvoeringsvoorschriften om het gedrag van medewerkers te beheersen;
3. Personnel control: het gebruikmaken van instrumenten als werving & selectie, training & opleiding en het bewaken van tradities en rituelen.
10. ondersteuning van besluitvorming
Hoewel beslissingen vaak intuïtief worden genomen, is het verstandig om goed na te denken over het besluitvormingsproces. Helemaal als een besluit een grote impact heeft op de organisatie.
De bedrijfseconomische theorie gaat vaak uit van een gestructureerd besluitvormingsproces dat bestaat uit vijf stappen:
1. identificeer het probleem en de
onzekerheden;
2. verzamel informatie;
3. maak toekomst scenario’s;
4. beslis;
5. implementeer, evalueer en leer.